‘Ik wacht toch zo op het moment dat je weer zegt dat mijn energie ontvankelijk voelt,’ zegt ze terwijl ze in de behandelstoel ligt.
‘Dat ga ik niet meer zeggen,’ zeg ik. ‘Ik ben nu niet meer objectief.’
Ik leg haar uit dat die twee treffers van toen een patroon van verwachting hebben gecreëerd, dat ik dat niet opnieuw in scene kan zetten zonder mijn gevoel van objectiviteit te verliezen.
‘Ja, weet ik ook wel. Ik weet ook hoe je denkt,’ antwoordt ze, ‘maar ik hoop diep in mijn hart wel op dat signaal of die blik van toen in je ogen.’
Haar blik doet mijn objectiviteit verder wegsmelten als sneeuw voor de zon. Wat gun ik het haar.
Telkens als ze weer komt zie ik de hoop in haar ogen en moet ik al mijn woorden op een weegschaal leggen vanwege mijn spontaan uitgesproken woorden van destijds. Haar zoekende blik naar die van mij prikt door alles heen.
Inmiddels is ze zwanger, maar die blik van toen is dit keer uitgebleven.
*Deze column is een vervolg op de column uit 2005: Onze droom is uitgekomen