Wanneer wil je weer naar Elly, vraagt moeder hem (5).
Morgen.
Morgen heeft niet zoveel zin, leggen we uit. De energie heeft wel een weekje nodig om zijn werk te doen.
Morgen wordt dan volgende week.
Wanneer wil je weer komen, vraagt ik die volgende week.
Morgen.
Moeder en ik kijken elkaar aan.
Vreemd, vinden we. Het voelt best goed nu, zijn energie. En hij weet het ook altijd goed, wanneer het nodig is, écht nodig is. Ik wil weer naar Elly, zegt hij dan, nadat hij een paar maanden of langer niet is geweest. Het is dan al die tijd wel goed gegaan, zonder angsten, zonder overprikkeling van zijn systeem. Maar hij is hoogsensitief, dat op zich zal nooit verdwijnen. Bij langdurig teveel aan prikkels of bij incidenten raakt de boel overvol en uit zich dat in boosheid of in angst.
Weet je het zeker? Of zullen we twee weken doen, probeert moeder nog.
Nee.
Die volgende week blijkt het toch weer nodig. Er is iets voorgevallen op school en het gaat daardoor al dagen wat minder goed.
Zijn vooruitziende blik, zeg ik al strijkend.
Wanneer wil je weer naar Elly, vraagt moeder als ik de agenda weer open.
Over zeven weken.
Dat belooft veel goeds.