‘Ik schrijf niet goed, zegt de juf.’
Het klinkt bedroefd als hij ook vertelt dat hij daarom niet de vulpen krijgt die hij zo graag wil als beloning voor goed schrijven.
‘Elly, ik wil zo graag schrijven.’
‘Nu?’ vraag ik verbaasd.
‘Ja, nu!’ zegt hij enthousiast. ‘Als jullie dan even samen praten.’
Hij bedoelt zijn moeder en ik.
Wij praten, Boaz schrijft.
Het schrijven lukt niet helemaal, hij krast het weer door.
‘Ik heb een idee,’ zeg ik terwijl ik de behandelkruk aan mijn bureau schuif.
‘Als jij doorschrijft, dan ga ik jou behandelen.’ Want ook de agenda moet doorgaan.
‘Wil jij dan even iets voor mij opschrijven, Elly, dan schrijf ik het na.’
Ik schrijf iets op.
‘B..O…AZ BOAZ… I…S H…EE…L…I…EF,’ leest hij hardop.
Daarna, als de inhoud tot hem doordringt, spreekt hij de zin nog eens verrast en vloeiend uit.
Terwijl Boaz schrijft sta ik achter hem en sla mijn rechterhand af om de spanning die ik uit zijn energieveld haal weg te voeren. Tegelijkertijd knip ik snel met mijn vingers, een routinebeweging die ik doe zonder erbij na te denken, zodat ik de afgevoerde spanning niet zelf absorbeer.
Opeens maakt Boaz met zijn rechterhand exact dezelfde beweging. Hij knipt ook even snel met zijn vingers, zomaar, argeloos, alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Vervolgens schrijft hij zonder te verblikken of verblozen door.
Zijn moeder en ik kijken elkaar aan. We kunnen een luide lach niet onderdrukken. Het zag er werkelijk écht uit.
‘Ligt een carriëre voor hem in het verschiet,’ opper ik.