Ze is teleurgesteld, maar laat niets merken. Althans, niet in haar gedrag.
‘Ik heb er weer veel aan gehad,’ zegt ze beleefd en ontwijkt mijn blik. We lijken uitgepraat.
‘Echt?’ vraag ik door. ‘Vertel eens.’
Ze valt stil en zoekt naar woorden.
‘Ik kan het niet goed onder woorden brengen, maar ik begrijp wat je hebt gezegd, écht.’ Wat haar betreft is het klaar.
‘Je had gehoopt op een antwoord en dat heb ik je niet gegeven.’
Het valt weer stil. We kijken elkaar inschattend aan.
Ze voelt zich ongemakkelijk met de stilte, maar de stilte doet zijn werk.
‘Ik kan wel janken, maar dat wil ik niet, ik wil dat het over is,’ zegt ze dan en lacht door haar betraande ogen heen. ‘Maar het is nog lang niet over, hè?’
‘Nee,’ beaam ik.
Haar afweer voor het antwoord op haar eigen vraag verandert nu in zachtheid. Dat vertel ik haar.
Ze begint opnieuw te praten.
Ik stel opnieuw de vragen.
De vraag waarvoor ze kwam is niet meer relevant.
‘Wat een mooi gesprek, hè. Haast filosofisch,’ zegt ze drie kwartier later glimmend.
Ik pak mijn agenda.
‘Wat moet ik doen de komende week?’ vraagt ze.
‘Niets.’
‘Niets?’
‘Nee, alleen maar voelen wat je voelt. Dan gaan we het daar over hebben.’
Ze kijkt me haast betoverend aan. Ze begrijpt wat ik bedoel.