‘Zullen we nog even neuzen?’ Ze deed haar schouders omhoog, stak haar kin vooruit, lachte lieflijk en we neusden. Net als vroeger, als ze mij wilde troosten voor het slapen gaan. Ze wist dat ze ging sterven maar sprak het tegen niemand uit. ‘Ik wil jullie niet missen,’ zei ze wel. Behalve die laatste maanden. ‘Was ik maar dood,’ had ze gezegd. Niet tegen mij. Na de dood van haar zoon was ze niet meer opgewassen tegen het leven. Stierf ze een langzame dood. ‘Was ik maar dood, dokter,’ zei ze nu opnieuw wanhopig. De dokter keek mij aan. Zullen …