Hij is drie en heeft regelmatig pijn in zijn buikje. Mama vraagt hem thuis alvast of het goed is dat Elly straks haar handen op zijn buik legt, ze legt ook uit waarom. Hij is het er helemaal mee eens, behalve die behandelstoel boven, waar mama over vertelt, dat is geen goed plan.
Als hij over de drempel stapt loopt hij vastbesloten de kortste route naar de bank in de huiskamer, hijst met twee handjes zijn shirt tot aan zijn kin omhoog en gaat er helemaal voor liggen.
‘Moet het nu al?’ vraag ik.
‘Ja.’ zegt hij zachtjes, maar zeer overtuigd.
Ik leg mijn handen op zijn buikje. Het voelt onrustig, ik voel zijn pijn in mijn handen.
Roerloos blijft hij liggen, kijkt me met zijn lieve, blije oogjes aan.
‘Lekker?’ vraag ik gecharmeerd.
‘Ja.’
Na een paar minuten draait hij op zijn buikje. Ik begrijp zijn plan en strijk met mijn handen over zijn kleine ruggetje, zijn oogjes zijn dicht. Als ze weer open gaan draait hij zijn buik weer uitnodigend naar me toe.
‘Nóg meer?’ vraag ik plagend.
‘Ja.’
Als ik even later zijn buikje nog eens aftast om er zeker van te zijn dat ik niets over het hoofd heb gezien heeft hij het allang helder en trekt zijn shirtje weer omlaag: ‘Zo, noeg!’
Het kan maar duidelijk zijn.