Wiebe is drie en ziet op de slaapkamer van mama een boze man. Wiebe ziet vaker mannen en vrouwen die anderen niet zien, maar niet eerder boze. Al vanaf dat hij baby was wijst hij naar plaatsten waarvan moeder voelt dat daar ook geesten zijn, vertelt ze. Nu hij groter is zegt hij ook lichtjes te zien. Maar alleen bij oma in huis. Bij Omi, waar hij heel graag komt.
Moeder vindt het niet vreemd dat Wiebe geesten ziet. Ook zij zag vroeger iemand in het huis van haar ouders. En nog steeds voelt of ziet ze soms een energie. Niet zo helder als Wiebe, maar een schim waarvan ze intuïtief weet dat die niet van deze aarde is. En altijd op de plek die Wiebe aanwijst of waar hij niet wil zijn.
Dat Wiebe nu een boze geest ziet waarvan hij overstuur raakt baart haar zorgen. Ze maakt een afspraak in mijn praktijk.
Wiebe is erg verlegen, heeft moeite met mensen, waarschuwt ze. Nieuwe mensen die hij niet kent. Dat duurt meestal en minstens wel een uur. En soms wil het ook helemaal niet, heeft hij een duidelijke voorkeur of hij iemand wel of niet toelaat.
Ik adviseer haar alvast mijn foto aan hem te laten zien op de website. Als hij dan zelf naar mij toe wil is de eerste drempel wellicht genomen.
Dat lijkt ook zo te gaan. Wiebe lijkt heel bewust te kiezen, vertelt moeder later.
Morgen naar Elly, die gaat de boze man wegjagen, zei hij zelfs.
Laat Elly maar hier naar toe komen, had hij op een ander moment gezegd. Op heel volwassen toon.
Als Wiebe voor de deur staat is het anders.
Hij wil weg, kijkt weg. Ik vind geen oogcontact met Wiebe.
‘Elly ziet er anders uit,’ verklaart moeder.
Mijn haar is opgestoken, lijkt veel lichter op de foto en ik draag nu geen bril.
Wiebe is boos, wil liever niet over de drempel en al helemaal niet in de stoel.
‘Ik wil naar huis,’ fluistert hij elke volgende minuut met zijn hoofdje tegen moeder’s borst.
‘Kan het zijn dat de boze man hier invloed op heeft?’ wil moeder weten.
Ik beaam dat dit kan, dat de boze man misschien niet zo blij is met dit bezoek en Wiebe dat voelt.
Meer leg ik niet uit waar Wiebe bij is.
Ik mag over Wiebe’s rugje strijken terwijl hij geborgen weggedoken bij mama op schoot zit. Tijdens het strijken moet het wel elke minuut klaar zijn en keert hij zijn hoofdje nog meer weg van mij.
Ik houd de behandeling kort. Wil niets van de credits verliezen voor een volgend consult dat voelbaar nodig is. Wiebe’s veld is vol, te vol met teveel prikkels.
Het volgende consult komt Wiebe binnen met een tekening in zijn hand.
Twee zelfs. Op elke kant van het papier één.
Ik reageer blij verrast, maar Wiebe praat nog steeds niet. Wil ook niet kiezen welke kant van zijn tekening op het bord mag prijken. Ik kies de kant met WIEBE.
Ook geeft hij aan weer naar huis te willen.
‘Dat was onderweg niet zo,’ zegt moeder. ‘Onderweg vond hij het juist spannend allemaal, wees naar de straat en het huis van Elly. Wist precies waar hij wezen moest.’
Eenmaal binnen overheerst opnieuw de verlegenheid en fluistert hij net als de eerste keer. Met één groot verschil.
Ik heb oogcontact met Wiebe, al bij binnenkomst. Mag langer over zijn rug strijken en uiteindelijk ook over zijn buik. Zijn gewoonte van verlegenheid spreekt nog steeds afwijzend nee, zijn hoofd schuilt opnieuw tegen zijn moeder’s borst, maar echt weerstand is er niet. Hij laat het strijken stil en genoegzaam toe. Wil wel naar huis, maar even later toch ook weer niet en laat mijn ogen hem observeren.
Als ik met moeder in gesprek ben observeert hij mijn blik naar haar.
‘Ik moet nog wel met hem mee naar boven,’ vertelt ze. ’Hij durft nog niet zo alleen, maar Wiebe loopt nu weer zelf de slaapkamer op en blijft heel rustig, de boze man is niet meer boos. En er is ook een vrouw boven, een aardige, toch, Wiebe?’
Wiebe knikt.
‘Ook kinderen en lichtjes,’ fluistert hij in mama’s oor.